‘Creatief met ruimte - Op het ritme van het leven’ : 3 experten over anders bouwen en het nieuwe wonen

Het openhuizenweekend Mijn Huis Mijn Architect (24 – 25/09) heeft dit jaar als thema “Creatief met ruimte, op het ritme van het leven”. Op Batibouw 2016 organiseerden we een panelgesprek waarin verder werd ingezoomd op dit thema. Vanuit hun eigen vakkennis gaven drie experten een antwoord op een aantal actuele vraagstukken rond het anders denken over bouwen en het nieuwe wonen. 

Schoven mee aan de praattafel: moderator Koen Vansynghel, architect en architectuurcriticus voor onder meer de standaard en de VRT, Vincent Van Den Broecke, architect en Kamer communicatievoorzitter bij de Orde van Architecten - Vlaamse Raad, Peter Lacoere, directeur bij Stadsontwikkeling Gent, en Leo Van Broeck, architect, gerenommeerd lezinggever en Voorzitter van de Koninklijke Federatie van de Architectenverenigingen. 



Moderator Koen Vansynghel gooit al meteen een knuppel in het hoenderhok: “Mijn Huis Mijn Architect”, zou dat niet beter zijn: “Ons Huis, Onze Architect”? 



Leo Van Broeck: “Ook het woord ‘huis’ zou moeten vervangen worden door het woord ‘woning’. In ons land zijn we aan het eind gekomen van de mogelijkheid om nog vrijstaand te bouwen. Elk stukje open ruimte is volgebouwd omdat men aan de lopende band is blijven verkavelen. Eens binnen de bebouwde zone is België één van de minst dichtbevolkte landen van Europa. 60% van de wereldbevolking woont in steden, in Vlaanderen nog geen 30%. Het wordt echt hoog tijd dat we grond teruggeven aan de natuur en volop inzetten op groepswoningbouw en stadswoningen met tuin. In een compact verstedelijkt dorp doe je alles te voet of met het openbaar vervoer, terwijl het groen vlakbij ligt. We kunnen perfect nieuwe manieren van wonen bedenken die ook zinvol zijn.” 



Peter, met Stadsontwikkeling Gent denken jullie al volop na over dat nieuwe stedelijke wonen. Het klassieke idee dat jonge gezinnen een huis met grote tuin in het platteland prefereren boven een knusse rijwoning in de stad, gaat dat nog op? 



Peter Lacoere: “We merken dat jongeren echt wel open staan voor dat kleine en stedelijke wonen, maar dan wel met behoud van dezelfde levenskwaliteit. Een woning mag compact zijn, zolang ze maar energiezuinig is, er voldoende voorzieningen en faciliteiten zijn in de omgeving en er genoeg buitenruimte is. Deze drie aspecten willen met we met SO Gent verwerken in elk van onze projecten. Zeven jaar geleden zijn we gestart met een project van 6 compacte individuele stadswoningen met kleine tuin. Ondertussen zijn we al toe aan ons derde co-housing project, waaraan in totaal 50 gezinnen zullen deelnemen. Telkens werken we met een team van architecten dat de beste creativiteit aan de dag legt om het maximum te halen uit elke vierkante meter. Bewoners zien snel de meerwaarde in van deze andere manier van bouwen en wonen. Gezinnen die elkaar nooit eerder hadden gezien gingen werken met dezelfde architect, dezelfde aannemer. Er werd gebruik gemaakt van gemeenschappelijke ruimtes en men ging ook autodelen.” 



Het steeds groter wordende pakket aan normering en regelgeving beknot de creativiteit van de architect. Hoe zien jullie daarin een uitweg? 



Vincent Van Den Broecke: “Vaak botsen we op vastgeroeste ideeën en afvinklijsten waardoor architectuur en wonen herleid worden tot het voldoen aan normen en regels, zonder de kwalitatieve invulling. Het is belangrijk dat de architect uit zijn comfortzone treedt en tegen opdrachtgevers durft te zeggen dat het ook anders kan.” 



Leo Van Broeck: “Binnen de regelgeving zou een vorm van hiërarchie moeten bestaan, waarbij regels en normen kunnen worden gefilterd op hun impact en in hoeverre ze zinvol zijn. De ecologische voetafdruk van een passiefbouwvilla in een verkaveling in het buitengebied is nog altijd 2,5 keer groter dan die van een niet geïsoleerde 19de eeuwse rijwoning in de stad. De energetische en ecologische impact van al dat (auto)verkeer en de kilometers aan nutsleidingen, kan je niet zomaar gaan weg isoleren met wat rotswol en een zonneboiler. Ons bureau weigert al jaren te bouwen in niet-stedelijke gebieden of in zones die volledig auto-afhankelijk zijn. Inzetten op energiezuinigheid en duurzaamheid, maar ondertussen toch alles suburbaan verder volbouwen...: eigenlijk ben je als architect op dat moment medeplichtig aan bad practices.” 



Peter, als Stadsontwikkeling Gent zijn jullie van overheidswege zelfs nog meer gebonden aan normen en regels. Hoe kunnen jullie voldoende flexibiliteit inbouwen om toch kwalitatieve en tegelijk betaalbare woningen te realiseren. 



Peter Lacoere: “We hebben af te rekenen met al die verschillende bestuursniveaus, die elk hun eisen opleggen en steeds meer afdwingbare regels invoeren. Vanuit het perspectief van de architect is dit een problematische situatie. Vooral de lokale besturen staan hier veel te weinig bij stil. Je kan zelfs spreken van een omgekeerde beweging: in plaats van administratief te vereenvoudigen, maakt men de boel complexer en bijgevolg ook duurder. De achterliggende gedachten zijn wel goed bedoeld en toekomstgericht, maar we missen te vaak uitzonderingsregels of soepelheid. Zeker voor jonge gezinnen wordt het steeds moeilijker om een huis te kopen. Verbouwen verloopt in fases. Architecten zouden meer gesteund moeten worden in hun zoektocht naar de meest economische en bouwkostvriendelijke oplossing. Zo niet vrees ik dat nieuwbouw in de toekomst enkel nog mogelijk zal zijn voor de rijke elite.” 



Vincent Van Den Broecke: “We moeten streven naar die kernverdichting en daar als architect volop mee voor pleiten. Naast een permanente vorming vanuit de beroepsverenigingen is er ook nood aan een algemeen en duidelijk beleid. Het is nobel om in te spelen op lokale behoeftes, maar we moeten komaf maken met het feit dat elk verkozen gemeentebestuur telkens opnieuw zijn zin kan doen.” 



De bouwmarkt wordt natuurlijk ook gestuurd door promotoren en ontwikkelaars die andere prioriteiten stellen en consequent blijven kiezen voor datgene wat best verkoopt. 



Leo Van Broeck: “Toch merken we dat meer promotoren gaan opteren voor kleinere gronden in kerncentra, dichter bij openbaar vervoer en waar hoger kan gebouwd worden. Compacte, praktische woningen met een kleine tuin en appartementen met een terras in een verstedelijkt gebied verkopen heel goed de dag van vandaag. Jonge gezinnen kennen tegenwoordig echt wel de voordelen van wonen in een verstedelijkt gebied. Hoeveel ouders die buiten de stad wonen spelen ’s avonds en tijdens het weekend niet voor taxichauffeur voor hun kinderen: naar de scouts, het zwembad, de muziekschool, de dansles. Buurtwinkels zijn aan het uitsterven, dus je moet voor alles naar dat shoppingcenter kilometers verderop, waar iedereen staat aan te schuiven. Verkavelingen verworden tot een cultuurwoestijn waar de levenskwaliteit stilaan wegebt. In kleinere centra houden lokale besturen nog te hard vast aan het “dorpskarakter” waardoor zinvolle verdichting wordt tegengehouden. Daarnaast blijven ook de sociale huisvestingsmaatschappijen hardnekkig projecten aanbieden in buitengebieden die enkel met de auto te bereiken zijn.“ 



Peter Lacoere: “Eens in de uitvoeringsfase van het project merken we dat ontwikkelaars en promotoren druk beginnen uitoefenen op de ontwerpteams. Daarom zijn we controlepunten gaan inbouwen die erover waken dat het architecturale project in kwalitatieve zin behouden blijft en qua duurzaamheidseisen overeind blijft staan. Het is daarbij onze betrachting om de architect hierbij zoveel mogelijk uit de wind te zetten en het project zo zuiver mogelijk te houden. Architectenbureaus moeten over het algemeen wel grotere teams samenstellen om de verschillende disciplines en daarmee gepaard gaande evoluties voldoende te coveren. Een positief effect daarvan is de kruisbestuiving die dan ontstaat. Aan getalenteerde architecten is er in ons land geen gebrek, maar gespecialiseerde ingenieursbureaus op vlak van stabiliteit en energietechniek zijn dan weer een stuk moeilijker te vinden. Een architect kan een sterk technisch concept uitdenken, maar blijft voor de uitvoering ervan nog teveel overgeleverd aan de aannemer.” 



Vincent Van Den Broecke: “Vanuit het standpunt van de Orde van Architecten zijn we natuurlijk blij dat ook van overheidswege aandacht wordt geschonken aan de rol van de architect. Daarnaast ijveren we ook voor een wettelijk kader rond het uitschrijven van wedstrijden, want teveel laat men hierbij de prijs primeren boven de kwaliteit.” 



Bouwen wordt alsmaar duurder en duurder, klinkt het. Of overdrijven we soms wat teveel? 



Vincent Van Den Broecke: “Bouwen is wel duurder geworden, maar het wonen zelf is dat niet noodzakelijk. Voor dezelfde prijs als 10-15 jaar geleden heb je vandaag een woning met alle comfort. Is die woning compacter, ja, maar het wonen zelf is niet duurder. Vergeet niet dat wij, Belgen, nog altijd heel groot wonen in vergelijking met andere Europese landen.” 



Leo Van Broeck: “Het vastgoed in België behoort tot het goedkoopste van Europa. Ook de bouwkost valt mee: in ons land betaal je gemiddeld 1.300 à 1.400 euro voor een vierkante meter nieuwbouw. In Duitsland is dat 1.800 à 2.500 euro. Vlaanderen is echter compleet kapot verkaveld, er is amper nog open ruimte. Het feit dat we steeds kleinere, meer performante woningen bouwen die gezinsvriendelijk zijn, waar het aangenaam wonen is en die vlakbij allerlei openbare voorzieningen liggen, is dan ook een logische evolutie.” 



Hoe kunnen we het anders denken over bouwen en het nieuwe wonen verder stimuleren? 



Leo Van Broeck: “We moeten iedereen die op zoek is naar een bouwgrond of huis op de buiten een antwoord bieden in de vorm van een compacte, comfortabele stadswoning. Inzetten dus op levenskwaliteit, op gezinsvriendelijk woningen, ook voor alleenstaanden en ouderen. We moeten komen tot een levensmodel in een compacte stedelijke context waar elke generatie wel bij vaart. Daarnaast kunnen we ook gaan personaliseren met woningen die flexibel aanpasbaar zijn aan het moment en aan de levensfase. Smart housing en smart furniture zullen het wonen van toekomst zeker kleuren.” 



Peter Lacoere: “Wat Leo aanhaalt zijn innovatieve ideeën die je vanuit verschillende hoeken moet gaan promoten. De bouwmarkt is heel traditioneel en staat te weinig open voor innovatie. Vanuit de overheid moet veel meer aandacht besteed worden aan vernieuwing, er zijn te weinig subsidies voor de realisatie van innovatieve projecten. We moeten onze best cases en inspirerende projecten veel meer gaan promoten, onder de media-aandacht brengen en zodoende bekend maken bij het grote publiek.” 



Vincent Van Den Broecke: “Hoe je het ook draait: de architect heeft de belangrijkste voortrekkersrol, want het is hij die het eerste contact heeft met elke potentiële bouwer.” 



Het openhuizenweekend Mijn Huis Mijn Architect vindt dit jaar plaats op 24 en 25 september. 



Foto's © Otherweyes / studio Isabelle Pateer