Nieuwe kantoorgebouwen liggen steeds verder van treinstations

De gemiddelde vogelvluchtafstand tussen het dichtstbijzijnde treinstation en een nieuw kantoor is toegenomen tot bijna 4 kilometer. Dat blijkt uit de 'Kwantitatieve analyse van de vergunningendatabank' door het departement Omgeving van de Vlaamse overheid. "Deze trend is niet bevorderlijk voor het treingebruik voor woon-werkverkeer", klinkt het.

Op basis van het aantal vergunningsaanvragen komen nieuwe kantoren steeds verder van een treinstation te liggen, "ondanks al de pleidooien om nieuwe ontwikkelingen te concentreren in stationsomgevingen", klinkt het in het rapport.

In de analyse worden cijfers van de Federale Diagnostiek Woon-Werkverkeer 2014 aangehaald. Daaruit blijkt dat op werkplekken die tussen de 3 en 4 kilometer van een station liggen, gemiddeld nog geen 2 procent van de werknemers voor de trein kiest. Op minder dan 2 kilometer van een station bedraagt dit aandeel meer dan 5 procent. Hoe groter de afstand, hoe groter het aandeel werknemers dat voor de auto kiest.

Ruimtelijke decentraliseringsprocessen

In de jaren negentig nam ook de afstand in vogelvlucht tussen het dichtstbijzijnde treinstation en nieuwe eengezinswoningen en appartementen toe tot respectievelijk meer dan 4 kilometer en bijna 5 kilometer. Rond de eeuwwisseling vlakt die trend wel wat af. Aanvragen voor nieuwe eengezinswoningen en appartementen liggen in 2016 minder ver van een station, op respectievelijk gemiddeld 4,2 kilometer en 3,5 kilometer.

De vergunningendatabank toont ook duidelijk aan dat er in verhouding meer aanvragen zijn voor renovaties in stedelijke gebieden dan daarbuiten. Daarnaast is er een duidelijk oost-westpatroon zichtbaar, waarbij er relatief meer aanvragen zijn voor nieuwbouw in het oosten van Vlaanderen in vergelijking met het westen. Dat hangt samen met de beschikbaarheid van bouwgrond en met de ouderdom van het woningenbestand, dat gemiddeld genomen jonger is in het oosten.

Patronen in tijd en ruimte

 

 

 

 

 

 

 

 

 





Beslissingen en beroepen

De meeste stedenbouwkundige vergunningsaanvragen (87 procent) werden door de gemeente vergund. Er wordt voornamelijk tegen weigeringen in beroep gegaan, bij zowat 22 procent van de dossiers die in eerste aanleg werden geweigerd. In bijna de helft van die gevallen wordt de weigering omgezet in een vergunning.

De vergunningendatabank omvat de periode 1962-2016. De databank bevat meer dan 3,5 miljoen stedenbouwkundige vergunningsaanvragen.

De volledige studie ‘Vergunningenbeleid in Vlaanderen - Kwantitatieve analyse van de vergunningendatabank’ is te vinden via https://www.ruimtelijkeordening.be/Portals/108/docs/Onderzoek/Vergunbeleid_Perceel1.pdf

Bron: Belga / Departement Omgeving