Vlaming bouwt steeds kleinere woningen

De gemiddelde bewoonbare oppervlakte in Vlaanderen gaat al verschillende jaren in dalende lijn. Vooral in de centrumsteden wordt met een gemiddelde van 81,1 m² bewoonbare oppervlakte een nieuw laagterecord opgetekend.

Vlaams volksvertegenwoordiger Mercedes Van Volcem (Open Vld) stelde Vlaams minister van Wonen Liesbeth Homans (N-VA) enkele vragen over de gemiddelde bewoonbare oppervlakte in Vlaanderen die al verschillende jaren in dalende lijn gaat.

Het kamerlid vroeg ook cijfers op en wilde tevens weten welke beleidsconclusies en acties de minister koppelt aan deze tendens, zeker wanneer rekening wordt gehouden met de verdichting en de zogenaamde betonstop. Van Volcem stelt tevens vast dat de steden allemaal een verschillend reglement hanteren betreffende het opsplitsen van woningen.

Als we de gemiddelde nieuwbouwoppervlakte van de jongste jaren vergelijken, merken we een geleidelijke daling. Vooral in de centrumsteden wordt met een gemiddelde van 81,1 m² bewoonbare oppervlakte een nieuw laagterecord opgetekend. Kleiner wonen is tegenwoordig duidelijk de regel in de Vlaamse stadscentra. In Oostende werden in de periode 2005-2016 de kleinste nieuwbouwwoongelegenheden gerealiseerd, namelijk gemiddeld 76 m². Antwerpen volgt als tweede kleinste met 78 m² bewoonbare oppervlakte. Wie ruimer wil wonen moet naar Kortrijk met 113 m² of Brugge met 107 m² bewoonbare oppervlakte.

Ongeveer 66% van de vastgoedprojecten in de steden betreft nieuwbouw. Reconversieprojecten of nieuw aangesneden bouwgronden zorgen voor een nieuwe woondynamiek in de stad. Gemiddeld genomen schommelde de bewoonbare oppervlakte tussen 2005 en 2013 voor nieuwbouw in Vlaanderen rond 104 m² per woongelegenheid. Enkel de jongste drie jaar wordt een significante daling vastgesteld. In 2016 komt die uit op 90 m² bewoonbare oppervlakte.

Minister Homans verklaart dat Statbel geen cijfers meer heeft over de bewoonbare oppervlakte van een nieuwbouwwoning in Vlaanderen. Sinds 2017 wordt de informatie over de bouwvergunningen voor Vlaanderen doorgegeven door Ruimte Vlaanderen in het kader van de digitale bouwaanvraag. Uit deze bron kan enkel de totale oppervlakte berekend worden. De aanleiding voor de beperktere woonoppervlaktes (en de hogere woningdichtheden) is volgens Homans grotendeels te verklaren doordat de vastgoedsector de schaarser (en dus duurder) wordende gronden rentabiliseert door meer woongelegenheden te voorzien op een kleinere oppervlakte. De vastgoedsector reageert zo op de gezinsverdunning en de vraag van de markt naar kleinere en compactere woongelegenheden.

Volgens Liesbeth Homans is het een uitdaging voor het beleid om binnen deze tendensen te garanderen dat woongelegenheden over voldoende kwaliteit beschikken. Het betreft hier dan niet enkel de minimale kwaliteitsnormen van de Vlaamse Wooncode (VWC), maar ook kwaliteiten die minder meetbaar zijn, zoals contact met buitenruimte, privacy en flexibele bruikbaarheid van de woonruimtes in relatie tot het gezinstype.

In de VWC zijn minimale veiligheids-, gezondheids- en woningkwaliteitsnormen bepaald, waaronder ook minimale oppervlaktenormen. Zolang gemeenten deze minimale normen respecteren, kunnen ze ervoor kiezen om het opsplitsen van panden voort te reglementeren via een stedenbouwkundige verordening. Gemeenten kunnen in deze verordeningen desgewenst strengere regels vastleggen dan de minimumnormen uit de VWC. Het behoort tot de bevoegdheid van de lokale overheden om hierover autonoom beleid te voeren. Het invoeren van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening behoort tot de bevoegdheid van Vlaams minister van Omgeving Joke Schauvliege”, besluit Vlaams minister Homans.

Bron: Bouwkroniek