Visie van de Orde van architecten - Vlaamse Raad inzake de opvolging na een opdracht als gerechtsdeskundige

Indien er zich problemen voordoen op een bouwwerf, wordt vaak een architect aangesteld om als gerechtsdeskundige zijn licht op de zaak te werpen. De Vlaamse raad van de Orde van architecten onderzocht de vraag of een bij de Orde van architecten ingeschreven architect die als gerechtsdeskundige in een bouwdossier optreedt of heeft opgetreden een confrater in dat bouwdossier kan opvolgen.

De Vlaamse raad van de Orde van architecten is van mening dat een opvolging in bovengenoemde situatie niet mogelijk is. Zij baseert zich hiervoor op de artikelen 6,11 en 12 van het Koninklijk besluit van 25 april 2017 tot vaststelling van de deontologische code van de gerechtsdeskundigen in toepassing van artikel 991quater, 7°van het Gerechtelijk Wetboek en op de artikelen 14 en 25 van het Reglement van beroepsplichten.

De Vlaamse raad van de Orde van architecten baseert zich op de volgende overwegingen:

1° Het aanvullende karakter van de deontologische code van gerechtsdeskundingen - Een architect, ingeschreven bij de Orde van architecten, die naast zijn beroep als architect tevens als gerechtsdeskundige optreedt, is gebonden door de deontologie eigen aan het beroep van architect en door de deontologische code voor gerechtsdeskundigen. De architect die als gerechtsdeskundige optreedt, dient de code voor gerechtsdeskundigen voor, tijdens en na de uitoefening van zijn opdracht te respecteren. Ook na de beëindiging van zijn opdracht als gerechtsdeskundige vult deze deontologische code de deontologie eigen aan het beroep van architect verder aan. De opgelegde onafhankelijkheid en onpartijdigheid blijft ook na het beëindigen van zijn opdracht als gerechtsdeskundige in hoofde van de architect die als gerechtsdeskundige optreedt, bestaan.

2° Twee gescheiden hoedanigheden - De architect die als gerechtsdeskundige optreedt geeft aan de partijen blijk van een hoedanigheid die zich onderscheidt van zijn hoedanigheid als architect. Het voeren van de titel alsook de uitoefening van de activiteiten van gerechtsdeskundige moet daarom georganiseerd zijn op een wijze die iedere verwarring tussen het optreden als gerechtsdeskundige enerzijds en het optreden als architect anderzijds vermijdt. Een opeenvolging van verschillende hoedanigheden in een en dezelfde zaak, kan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid – zowel in de hoedanigheid van gerechtsdeskundige als in de hoedanigheid van architect – in het gedrang brengen.

3° Een cumul van onafhankelijkheden – Een architect moet zowel in de hoedanigheid van gerechtsdeskundige als in de hoedanigheid van architect te allen tijde zijn onafhankelijkheid bewaren. De gerechtsdeskundige voert zijn opdracht uit in alle objectiviteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Indien hij reeds in een andere hoedanigheid in de zaak is tussengekomen, kan hij de opdracht als gerechtsdeskundige niet aanvaarden. A fortiori heeft de onafhankelijkheid van de architect tot gevolg dat ook een architect een opdracht niet kan aanvaarden nadat hij reeds als gerechtsdeskundige in de zaak is opgetreden.

4° Collegialiteit en loyauteit – Een gerechtsdeskundige mag zich in de uitoefening van zijn opdracht niet laten beïnvloeden door vermoedens van persoonlijke baat. Hij onthoudt zich van elke demarche of van elk aanbod waardoor dit kan worden geschaad.