Deze aanbeveling wordt gegeven in overeenstemming met art. 3, 2de lid van het Reglement van Beroepsplichten, goedgekeurd bij K.B. van 18 april 1985 (B.S., 8 mei 1985).

Inleiding

De aanbeveling van de stage van 21 april 1989 volgde op de procedure tot wijziging van het stagereglement die ingesteld werd door de Orde. Deze aanbeveling, opgesteld overeenkomstig art. 3 (2de alinea) van het KB van 18 april 1985, dient heden te worden gewijzigd gezien de evolutie van het beroep.

1. Stagefilosofie

De stage is ingesteld door de wet van 26 juni 1963 (Hoofdstuk IV) en omschreven in het K. B van 13 mei 1965 tot goedkeuring van het stagereglement, opgemaakt door de Nationale Raad van de Orde van Architecten. De stage verzekert de vereiste aanvullende opleiding en praktische vorming.
De stage wordt doorgemaakt onder de leiding van een aanvaarde stagemeester, gedurende een wettelijk bepaalde periode.
Tijdens zijn stage zal de stagiair in staat gesteld worden om, onder leiding van de stagemeester, kennis te nemen van de verschillende facetten van het beroep om zijn professionele aansprakelijkheid te kunnen opnemen. Deze vaardigheid zal op het einde van de stage beoordeeld worden door de Raad van de Orde.
In voorkomend geval zal deze procedure worden aangepast aan de Europese richtlijnen.

2. Stagemodaliteiten

2a) Stageduur

De normale stageduur is vastgesteld in artikel 50 van de wet van 26 juni 1963. Iedere wijziging van de stageduur wordt strikt in zijn toepassing beperkt door de artikels 51 en 52 van voormelde wet. De periodes die voor de stage in aanmerking dienen genomen te worden zijn uiteraard deze tijdens dewelke de stage op geldige wijze werd volbracht. juni 2015

2b) De onderbreking

De stage kan onderbroken worden; deze onderbreking wordt door de Raad vastgesteld. Zij wordt slechts toegestaan in geval van overmacht; ze is op generlei wijze een sanctie. Een dergelijke periode kan nochtans niet in rekening gebracht worden voor de bepaling van de stageduur.
De stagiair blijft onder de controle van de Raad van de Orde die de grenzen en voorwaarden bepaalt waaronder hij zijn beroepsactiviteit in die periode uitoefent. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor het beëindigen van een aangevatte opdracht. Het uitoefenen van deze activiteit zal echter steeds in de tijd beperkt zijn. Het voorafgaand advies van de Raad is verplicht. De periodes van onderbreking moeten noodzakelijkerwijs van korte duur zijn en kunnen slechts ten uitzonderlijke titel toegestaan worden.

2c) De weglating (de tekst van het K.B. vermeldt “schrapping”)

De weglating van de lijst van stagiairs is voorzien in art. 7 van het Stagereglement; ze is op zich geen tuchtsanctie, maar het gevolg van de vaststelling dat een stagiair niet meer de wettelijke stagevoorwaarden vervult.
Tot weglating wordt in beginsel slechts beslist op uitdrukkelijke vraag van de stagiair (art. 12 van het Huishoudelijk Reglement); bij gebrek aan een dergelijke vraag, dient de Raad de stagiair te herinneren aan zijn verplichtingen ter zake. Wanneer aan deze herinnering geen gevolg wordt gegeven zal de Raad op eigen initiatief moeten beslissen over de weglating van de stagiair, met inachtneming van de gewone tuchtprocedure. Deze procedure Iaat de Raad toe te vermijden een tuchtsanctie jegens een jonge confrater te moeten nemen.
De weglating heft de bevoegdheid van de Raad over de stagiair op en ontneemt aan deze laatste het recht om het beroep uit te oefenen. De weglating houdt op te bestaan wanneer de Orde akte heeft kunnen nemen van het feit dat de stagiair opnieuw beantwoordt aan de wettelijke voorwaarden van de stage.

2d) De sancties

In geval van onvoldoende prestaties of wanneer de stage niet verloopt binnen de opgelegde voorwaarden, mag de Raad van de Orde weigeren om ze geheel of gedeeltelijk te erkennen. De Raad kan tevens een tuchtsanctie opleggen zowel aan de stagiair als aan de stagemeester (artikel 24 van het K.B. van 13 mei 1965). Het is nuttig om de stagiair er op te wijzen dat hij, evenals ieder ander lid van de Orde, onderworpen is aan de toepassing van het Reglement van Beroepsplichten en dus een van de aldaar voorziene tuchtsancties kan oplopen.

3. Verhouding tussen stagiair en stagemeester

De stagemeester moet waken over het goede verloop van de stage; hij zal voor de stagiair een morele steun zijn. Deze moet hem altijd om raad kunnen vragen. De stagemeester moet instaan voor de professionele vorming van de stagiair. Hij staat hem bij met zijn beroepservaring, en draagt hem die over. Hij stelt hem in de mogelijkheid deel te nemen aan alle aspecten van het beroepsleven: kantoorwerk, de bouwplaats, contacten met de administratie, met bouwheren, fabrikanten, leveranciers, de verschillende ambachtslui, enz...
De stagemeester moedigt zijn stagiair aan zich te vervolmaken door hem de mogelijkheid te geven deel te nemen aan activiteiten uitgaande van de Orde, de beroepsverenigingen en de onderwijsinstellingen. De stagemeester is niet aansprakelijk voor de persoonlijke beroepsdaden van zijn stagiair, maar niettemin moet hij hem bijstaan bij zijn eerste stappen in het beroep.
Het stagecontract moet conform zijn aan het model bepaald door de Nationale Raad van de Orde en goedgekeurd door de Minister van Middenstand, dit overeenkomstig artikel 13 van het Stagereglement.
Behoudens overeenkomst tussen partijen, kan de stageovereenkomst slechts eenzijdig worden beëindigd met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. juni 2015

4. Verhouding tussen stagemeester en de Orde

De architect die stagemeester wenst te zijn of opnieuw wenst te worden, moet er zich toe verbinden in te staan voor de aanvullende professionele vorming van de stagiair.
Ofschoon de wet het aantal stagiairs per stagemeester niet beperkt is het evenwel hoogstnoodzakelijk dat een stagemeester zijn rol ten opzichte van de stagiair kan vervullen. Indien daartoe aangezocht, zullen de provinciale Raden, in ieder geval afzonderlijk en na onderzoek, oordelen of het aangewezen is om meerdere stagiairs toe te laten.
De stagemeester moet alle documenten medeondertekenen die de stagiair, in het kader van zijn stage, aan de Raad dient toe te zenden, o.m.: het stagecontract en de maandelijkse stagefiche. Verder zal de stagemeester aan de Raad iedere zes maanden een syntheseverslag overmaken. Bovendien moet hij zijn Raad onmiddellijk op de hoogte brengen van iedere wijziging in zijn verhouding met de stagiair, zoals een onderbreking van de stage, wijziging van statuut, einde van de stage, onmogelijkheid de stage verder te zetten, enz.

5. Lijst van stagemeesters

Teneinde de stappen van de stagiair in de zoektocht naar een stagemeester te vergemakkelijken, zal elke Raad van de Orde een lijst van stagemeesters bijhouden die enerzijds stagemeesters weergeeft die daadwerkelijk een stagiair onder hun hoede hebben en anderzijds architecten weergeeft die voldoen aan de voorwaarden om een stagemeester te zijn en die de raad hebben ingelicht over hun wens om op deze lijst voor te komen.

6. Verhouding tussen de stagiair en de Orde

De stagiair is vanaf zijn inschrijving op de lijst van de stagiairs onderworpen aan het gezag van de Raad van de Orde.
De Raad keurt begin- en einddatum van de stage goed. Bij de inschrijving op de lijst van stagiairs, betekent de Raad de aanvangsdatum van de stage die in aanmerking zal genomen worden bij de uiteindelijke evaluatie van de stage. De einddatum van de stage staat vast zodra de Raad de geldigheid van de stage erkent. De stagiair zal tijdig zijn aanvraag indienen tot het bekomen van het certificaat dat het einde van de stage aangeeft. Hij mag gelijktijdig zijn aanvraag tot inschrijving op de tabel van de Orde indienen bij de Raad waar hij zijn stage beëindigt, zodat hij verder het beroep kan blijven uitoefenen.
De stagiair is tevens gehouden zijn Raad onmiddellijk op de hoogte te brengen van elke wijziging in zijn verhouding met de stagemeester; onderbreking van de stage, wijziging van statuut, tekortkoming in de uitvoering van de stageovereenkomst, enz...
De stagiair vult regelmatig de maandelijkse fiches in die hij doorstuurt naar zijn Raad. Deze fiches moeten worden medeondertekend door de stagemeester.
Ook zendt hij om de zes maanden een semestrieel verslag aan zijn Raad.

7. Plaats waar de stage wordt volbracht

In beginsel is de plaats waar de stage wordt volbracht de plaats van de beroepsactiviteit van de stagemeester. Iedere afwijking van deze regel vereist het voorafgaand akkoord van de Raad. Deze moet te allen tijde in de mogelijkheid zijn om de stage effectief te controleren.
De plaats waar de stage wordt volbracht mag in geen geval worden verward met de woon- of verblijfplaats van de stagiair zelf of met het kantoor van de stagiair.

8. Controle van de stage

Elke provinciale Raad stelt een “stagecommissie” in en stelt er het aantal effectieve en plaatsvervangende leden van vast. Deze commissie heeft tot opdracht de stage te controleren.
De stage wordt tweemaal per jaar gecontroleerd. Het zou wenselijk zijn dat een van deze controles ten minste plaatsvindt in de kantoren van de stagemeester, de andere controle kan plaatsvinden op een door de Raad gekozen locatie. De stagiair noch de stagemeester kan zich aan de controle van de stage onttrekken.
Om haar opdracht te vervullen beschikt de commissie over het administratief dossier van de provinciale Raad. Zij kan het persoonlijk dossier van de stagiair en van de stagemeester raadplegen.

Het administratief dossier van de provinciale Raad bevat:

  • de stagefiche met gegevens over de stagiair en de fases van de stage;
  • een kopie van het stagecontract
  • de maandelijkse fiches ingevuld door de stagiair met het verslag van de dagelijkse activiteit en medeondertekend door de stagemeester;
  • de semestriële syntheseverslagen, opgemaakt door de stagemeester;
  • de semestriële syntheseverslagen, opgemaakt door de stagiair;
  • de controleverslagen.

De persoonlijke dossiers

Zowel de stagemeester als de stagiair stellen een stagedossier samen.

Het bevat:

  • een kopie van het contract;
  • een kopie van de maandelijkse fiches;
  • een kopie van de semestriële verslagen;
  • het uurrooster van de prestaties;
  • de fiches met betrekking tot de stagevergoeding;
  • ieder ander nuttig stuk.

9. Eigen werk

Belang van het eigen werk van de stagiair
De stagiair die een persoonlijke opdracht aanvaardt, dient over voldoende ervaring, middelen en tijd te beschikken om ze tot een goed einde te brengen. De eigen activiteit mag in geen geval tot gevolg hebben dat de kwaliteit van de stage er onder lijdt. In feite zou een stagiair slechts ten uitzonderlijke titel een persoonlijke opdracht mogen aanvaarden.
Enkel in voorgaande omstandigheden mag de stagiair een tijdelijke vereniging met een architect, andere dan zijn stagemeester, aangaan. Een dergelijke vereniging dient echter voorafgaandelijk ter goedkeuring aan de Raad van de Orde te worden voorgelegd.

10. Stagevergoeding

De stage wordt vergoed.
Het stagecontract dat aan de Raad van de Orde wordt voorgelegd, zal het bedrag van de vergoeding bepalen. De stagevergoeding dient te beantwoorden aan de vereisten gesteld in artikel 12, 1ste en 2de lid van het Reglement van Beroepsplichten. Ieder geschil in verband met de stagevergoeding behoort tot de bevoegdheid van de Raad van de Orde.

11. Niet-traditionele stages - ervaring buiten een architectenkantoor

Hieronder verstaat men werkzaamheden in disciplines die direct in verband staan met de activiteiten van de architect. Dergelijke niet-traditionele stages worden slechts eenmaal in aanmerking genomen in de loop van de stageperiode en dit voor maximaal zes maanden. Elke niet-traditionele stage is een specifiek geval. De voorafgaande toelating van de Raad is vereist. De stage moet gesuperviseerd worden door een stagemeester.

12. Verzekeringen

Artikel 15 van het Reglement van Beroepsplichten verplicht de architect-stagiair zijn eigen professionele aansprakelijkheid te dekken door een verzekering. Anderzijds moet de stagemeester zijn burgerlijke aansprakelijkheid dekken tegenover de stagiairs die voor zijn rekening optreden, en dit zowel in het kader van de professionele aansprakelijkheid als van de aansprakelijkheid voor arbeidsongevallen.

13. Slotbepalingen

Goedgekeurd door de Nationale Raad in de zitting van 26 juni 2015. 

Inwerkingtreding op 26 juni 2015. 

Laatste aanpassing: .