Een terugblik op onze conferentie 'Architectuur in balans?': Hoe krijgen we alles terug in evenwicht?

© Isabelle Pateer

Hoe beleven architecten hun beroep? Zijn hun inkomsten in evenwicht met hun inspanningen? Tijdens de conferentie Architectuur in balans? op 23 oktober in het BEL, Brussel presenteerde de Orde van Architecten - Vlaamse Raad de resultaten van het EquiLibre-onderzoek naar het verdienmodel bij architecten.

De avond werd geopend door Anton Draye, de nieuwe voorzitter van de Orde van Architecten. In zijn welkomstwoord schetste hij hoe de Orde het initiatief nam voor de studie en belichtte hij de maatschappelijke rol van de architect.

Na de presentatie van de onderzoeksresultaten door Sem Vandekerckhove (HIVA Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving, KU Leuven) ging moderator Hanne Decoutere in gesprek met de drie panelleden: Elisabeth De Clercq - ingenieur-architect, oprichter Belgian Architects United en lid van de Denktank van de Orde van Architecten - Vlaamse Raad, Hubert Bijnens - architect-zaakvoerder AROgroup-architectuur, bestuurslid Netwerk Architecten Vlaanderen en covoorzitter Federatie van Architectenverenigingen van België en Lorenzo Van Tornhaut - ingenieur-architect, CEO Volus, gastdocent KU Leuven en columnist De Tijd. Welke oplossingen schuiven zij naar voren om de balans tussen werklast en inkomen terug in evenwicht te krijgen?

Afschaffen schijnzelfstandigheid en verplicht bediendenstatuut voor stagiairs

Schaf de schijnzelfstandigheid af en verplicht het bediendenstatuut voor stagiair-architecten. Dat is wat voor Elisabeth De Clercq moet gebeuren om de situatie voor jonge architecten te verbeteren. Ze wordt daarin gevolgd door Lorenzo en Hubert. Elisabeth: “Volgens onze berekeningen zou een startende architect die werkt als bediende netto 600 euro per maand meer overhouden dan als zelfstandige, terwijl de kost voor de werkgever gelijk blijft.”  Daarnaast zouden stagiairs ook geen eigen opdrachten meer mogen aannemen, vindt Elisabeth. “De verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden zijn te groot. De eerste jaren zouden moeten dienen om het beroep te leren kennen, niet om al actief te zijn op de dienstenmarkt en de maatschappelijke verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden te moeten dragen van een bouwproject.” 

Verbeter de opleiding en de stage

Zijn onze architecten goed opgeleid? Ook daar is ruimte voor verbetering, vindt Lorenzo: “De architectuuropleiding positioneert zich als een academische vorming, niet als een vakopleiding. In de praktijk is er een groot gat tussen wat studenten leren en wat ze later moeten kunnen. Architecten ontbreken de kennis, tools en middelen om hun positie af te dwingen op de werf. We moeten architecten toestaan om in het bouwproces te kiezen waar ze actief aan willen bijdragen, vanuit hun expertises, opleidingen en interesses om dan echt een toegevoegde waarde te valoriseren.” Hubert is ook kritisch over het verloop van de stage: “De organisatie van de stage is te formalistisch, een vorm van twee jaar bezighouden zonder dat er enige efficiënte controle is over de inhoud. De Orde moet werk maken van een kwalitatieve voorbereiding als toegangspoort tot het beroep.”

Bepaal je marktwaarde

Lorenzo: “Eén van de structurele nadelen van de Belgische markt is het versnipperd opdrachtgeverschap, met heel veel kleine, weinig complexe opdrachten. En dat vertaalt zich in een versnipperd architectenlandschap, met veel solo-architecten en kleine bureautjes. Als je niet kan concurreren op expertise en ervaring, waarop concurreer je dan? De prijs.”

Hubert voegt hieraan toe dat het niet alleen om ervaring gaat, maar ook om kwaliteit. “Een jonge architect met uitzonderlijke kwaliteit mag gerust meer vragen dan een ervaren collega. Iedereen moet voor zichzelf bepalen wat zijn marktwaarde is. Architecten moeten de vrijheid hebben om hun eigen tarieven te bepalen, gebaseerd op hun ervaring en de meerwaarde die ze bieden.” 

Valoriseer je meerwaarde

Lorenzo wijst op de gedateerde wet van 1939. ”Wat ons, architecten in België, uniek maakt ten opzichte van andere landen is onze wet van 1939. Nergens, uitgezonderd Luxemburg, is de architectenwet zo streng en zo uitgebreid. De architect is de passe-partout: hij krijgt er telkens meer verantwoordelijkheden bij, die eigenlijk niet aan hem toebehoren, en waarvoor de consument ook niet voor wil betalen. Daarbij komt ook dat er sinds 1939 heel wat actoren en specialisaties zijn bijgekomen. Toch blijft het de architect die alles moet coördineren om de vergunning binnen te halen en het project te finaliseren. Als het ereloonpercentage dan jaren hetzelfde blijft, dan heb je een probleem.” 

Hubert sluit zich daarbij aan: “Ondanks alle extra werk dat er is bijgekomen, doen we het nog allemaal voor hetzelfde geld. Veel architecten gebruiken nog steeds de deontologische norm nummer 2 als referentie. En dat is het ridicule van het verhaal. Veel architecten zijn geen echte zaakvoerders. We moeten leren ons correct te laten betalen voor ons werk. Het probleem is dat we vaak een contract sluiten met een opdrachtgever zonder dat we weten hoeveel uren we zullen moeten investeren.”

Lorenzo: “Architecten klagen dat er heel veel uren zijn die ze niet kunnen doorrekenen omdat klanten er niet voor willen betalen. Eigenlijk moet je je als architect afvragen: ben ik raadgever van mijn opdrachtgever of ben ik een technische controleur van een overheid. Ik denk dat de overheid heel veel gratis werk krijgt van de architect, zelfs bij particuliere opdrachten.”

Minimumtarieven? Of toch niet?

Moeten er richttarieven komen voor taken en honoraria? Daarover liggen de meningen uiteen. Hubert: “Laten we de taken van een architect bepalen en daar billijke tarieven tegenover zetten. In andere landen bestaan er afspraken, dus ik denk dat het ook bij ons juridisch mogelijk is, zelfs binnen de huidige wetgeving”. Elisabeth volgt hem daarin: “Als we de dienstenmarkt niet kunnen reguleren, dan denk ik dat het heel belangrijk is dat we dan de arbeidsmarkt reguleren. En dat we een bodem instellen. Wie daar onder gaat, zou gesanctioneerd moeten worden.”

Lorenzo is geen voorstander van minimumtarieven: “Wie zijn plaats in de markt niet kan afdwingen door zijn toegevoegde waarde, moet zich grondig vragen stellen over de manier waarop zijn praktijk is ingericht. Bovendien kan je minima gemakkelijk omzeilen door andere taken toch gratis te doen.”

Betere wedstrijdformules

Naar opdrachtgeverschap toe, geeft de overheid niet altijd het beste voorbeeld. Hubert neemt geen blad voor de mond: “De overheid heeft weinig geld en is dan ook een slechte betaler. Als architecten moeten we misschien een statement maken en gewoon niet meer mee doen aan overheidswedstrijden (applaus in de zaal). Eigenlijk moeten we onze prijs stellen en zeggen: als je wil dat we komen, dan is dat aan een ereloonpercentage van 15% en geen 6%.” Elisabeth vult aan: “Als overheden dan toch niet over genoeg financiële middelen beschikken, dan kunnen ze een architect kiezen op basis van een concept. In plaats van vijf volledig uitgewerkte ontwerpen te vragen, waarvan er vier in de prullenmand belanden.” 

Duidelijk takenpakket

Zijn consumenten wel voldoende op de hoogte van het inhoudelijke takenpakket van de architect? Wat architecten móeten doen en wat architecten kúnnen doen? Hubert: “We moeten eindelijk werk maken van een heldere, ondubbelzinnige lijst van taken die wettelijk tot het beroep van architect behoren en dus vergoed moeten worden, met daarnaast de taken die daarbuiten vallen en waarvoor dus zou moeten worden bijbetaald. Die afbakening zal helpen om de waarde van ons werk beter te communiceren naar opdrachtgevers.” 

Alle partijen zijn het ermee eens dat de studie moet worden aangegrepen om daadwerkelijk de zaken te veranderen. Samenwerking wordt daarbij de sleutel. Aan de Orde van Architecten om alle partners rond de tafel te brengen. 

Na de conclusie door Rik Neven van redactiebureau Palindroom konden de gasten nog napraten tijdens de netwerkreceptie.

Het onderzoek werd gefinancierd en georganiseerd door de Orde van Architecten - Vlaamse Raad en kwam tot stand in samenwerking met Netwerk Architecten Vlaanderen, de Beroepsvereniging voor Architecten, de G30, Belgian Architects United, Bouwmeester Maître Architecte en het Vlaams Architectuurinstituut.

De onderzoeksresultaten

►► Ga naar de resultaten van het onderzoek
►► Lees het volledige onderzoeksrapport.

Foto's © Isabelle Pateer

  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer
  • © Isabelle Pateer