Netwerk Architecten Vlaanderen: “Door potpourri van verordeningen, interpretaties en gewoonten zal de bouwshift dode letter blijven”
Allerlei decreten ten spijt, blijft de ruimtelijke versnippering in Vlaanderen verder toenemen. Dat blijkt nogmaals uit een studie van projectontwikkelaar Matexi die op 6 september in verschillende kranten stond. NAV (Netwerk Architecten Vlaanderen) is niet verbaasd.
“Het Vlaams beleid is nog altijd te vrijblijvend waardoor we overgeleverd zijn aan een versnipperd beleid met alle willekeur van dien. Geen twee gemeentes hebben eenzelfde visie of methode ontwikkeld om vergunningen af te leveren. De nieuwe Vlaamse regering zal werk moeten maken van een algemeen richtinggevend kader, een werkbaar instrumentarium en voldoende middelen om de bouwshift te integreren in lokale beleidsvisies”, reageert directeur Steven Lannoo.
Tussen 2019 en 2024 werden 27000 nieuwe huizen, appartementen en andere gebouwen gerealiseerd buiten de kernen, tegenover 29 600 gebouwen binnen de kernen, zo blijkt uit het onderzoek van Matexi. “Hallucinante cijfers”, reageert NAV-directeur Steven Lannoo. “Als we open ruimte willen vrijwaren – wat toch het doel is van de bouwshift – zullen we dringend slimmer moeten omgaan met de bebouwde ruimte en het ruimtelijk rendement in de kernen moeten verhogen. Dat doen we niet door minder maar wel anders te bouwen. Door de bevolkingsgroei, economische groei en gezinsverdunning blijft de vraag naar woningen en bebouwde functies immers toenemen en dat noopt ons tot kwalitatieve kernverdichting en inbreiding.”
Architecten zijn een belangrijk deel van de oplossing
NAV is van mening dat architecten met hun ontwerpkracht en ruimtelijk inzicht hierbij een belangrijk deel van de oplossing in handen hebben. “Maar dan moet onze sector wel de vrijheid krijgen om die creatieve oplossingen écht uit te werken, weliswaar binnen een duidelijk beleidskader. Als de nieuwe Vlaamse regering meer vertrouwen heeft in de creativiteit en kunde van architecten en tegelijk zélf de krijtlijnen schetst van wat goede ruimtelijke ordening precies inhoudt, dan kunnen we de bouwshift werkelijk realiseren”, aldus Lannoo.
Potpourri van verordeningen, interpretaties en gewoonten
Momenteel is er te weinig sturing vanuit Vlaanderen op het ruimtelijk beleid. Het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen schuift wat algemene principes naar voren, maar die worden niet of onvoldoende afgedwongen. Doordat de ontvoogding van de gemeenten te ver is doorgeslagen, zijn architecten en hun bouwpartners vaak overgeleverd aan willekeur en onduidelijkheid. Lokale besturen hebben niet altijd de nodige middelen en knowhow om een ruimtelijke visie uit te werken en complexe aanvragen te beantwoorden. Maar ze creëren wel vaak een potpourri van eigen verordeningen, interpretaties en gewoonten. Bovendien zijn lokale politici erg gevoelig voor de vele NIMBY-protesten die ontstaan zodra er ergens een bouwproject wordt opgestart. Op die manier stranden kwalitatieve verdichtingsprojecten tijdens de vergunningsaanvraagprocedures door onwetendheid, oude referentiekaders, overdreven regulering en een gebrek aan ambitie.
Concreet pleit NAV voor:
- Een duidelijke afbakening van de kernen, bijvoorbeeld in een contouren-RUP. Zo is meteen duidelijk waar een kernversterkend beleid gevoerd wordt en waar open ruimte gevrijwaard wordt. In een typologie kan de overheid aangeven welk profiel de kern heeft en welke ontwikkelingskansen er dus zijn.
- Een actief kernversterkend beleid. Zo zouden overheden moeten streven naar kwalitatieve verdichting. Het heeft geen zin om kwantitatieve doelstellingen, zoals maximale dichtheden, voorop te stellen, maar het is zinvoller om kwalitatieve kwaliteitseisen duidelijk te maken in de opmaak van beleidsplannen, RUP’s, … Bijvoorbeeld door ruimte voor winkels, kmo’s, horeca te eisen bij ontwikkelingsprojecten, door een levende plint op te leggen, ...
- Impulsprojecten in de rand van hoogdynamische stedelijke regio’s, met de bedoeling om het ruimtelijk rendement aanzienlijk te verhogen. In die impulsprojecten heeft de overheid een duidelijke visie op lange termijn zodat de private markt kan gebruikt worden om het beleid te faciliteren.
- Investeren in capaciteit, knowhow en dialoog. Een betere ondersteuning van lokale besturen is nodig, met (meer) middelen die efficiënter ingezet worden maar ook met duidelijke definities en structuren. Zo zien we op vandaag een wildgroei aan kwaliteitskamers met als doel de kwaliteit van de bebouwde ruimte te verhogen. Hoewel deze vaak mee liggen aan de basis van een hogere kwaliteit vraagt NAV deze duidelijk te structureren en een juridisch kader te geven. Zo vermijden we dat jarenlange inspanningen verloren gaan door één klacht of door één subjectieve mening. Een goede verstandhouding en sterk partnership tussen overheid, architecten en private ontwikkelaars zijn daarbij het allerbelangrijkste.
- Vertrek van minimale kwaliteitseisen en niet van maximale bouwhoogtes. Enkel op deze manier kunnen we de ruimtelijke kwaliteit verhogen. Vandaag zien we dat RUP’s, verordeningen, regels en interpretaties per definities verouderd zijn bij goedkeuring en vaak over een uitgebreid gebied eenzelfde visie hebben. Een project naast het station vraagt een andere visie dan een ander project 1 kilometer verderop. In een snel evoluerende maatschappij is het vreemd dat ruimtelijke wetgeving niet snel kan schakelen om het beleid daadkrachtig in de juiste richting te sturen.