De architect in (r)evolutie: toekomstverkenningen voor het beroep

Op 24 april organiseerde de Orde van Architecten - Vlaamse raad in het congrescentrum BEL op de site van Tour & Taxis haar eerste inspiratiedag onder de titel ‘De architect in (r)evolutie’. Circa 200 architecten, stagiair-architecten en laatstejaarsstudenten architectuur meldden zich present voor drie thematische paneldebatten. Keynotespreker was Xander Vermeulen Windsant, winnaar van de EU Mies van der Rohe Award 2017. Voor de strakke regie zorgde VRT-journaliste Liesbeth Indeherberge. Het verslag.

  • 26% van de aanwezige architecten bestempelt zijn/haar maatschappelijke rol als groot, 60% als beperkt, 14% als onbestaand
  • 3 op 4 gaat voor het meest kwalitatieve project, 1 op 4 voor het meest lucratieve project,
  • 4 op 5 architecten vinden dat ook voor de opmaak van ruimtelijke plannen de medewerking van een architect verplicht moet worden
  • 57% vindt dat het monopolie volledig behouden moet blijven, 32% wil enkel een monopolie op ontwerp, 11% is van mening dat het monopolie moet verdwijnen 
  • De helft van alle aanwezige architecten vindt dat de onverenigbaarheid architect/aannemer moet worden opgeheven
  • Zowat alle architecten willen een algemene verzekeringsplicht voor alle bouwactoren en alle projecten
  • 97% van de aanwezige architecten wil een actualisering van het wettelijk afgebakend takenpakket
  • 45% kiest voor een evolutie en een geleidelijke aanpassing, 55% ziet meer heil in een snelle, krachtige verandering en opteert voor een revolutie

Inleider Marnik Dehaen, voorzitter van de Orde van Architecten, stelt de aanwezigen van bij de start voor hun verantwoordelijkheid. Hij verwacht krachtige signalen, geeft hij het auditorium mee. Een kwaliteitsvolle Baukultur kan een doeltreffend antwoord bieden op de nijpende ecologische, sociale en economische uitdagingen. Maar om dat waar te maken en ook de rest van de samenleving daarvan te overtuigen, hebben architecten behoefte aan tools waarvan de beschikbaarheid belangrijke beleidsbeslissingen vergt. Als vertegenwoordiger van de architecten in dat overleg wil de orde een draagvlak creëren. Meteen is het waarom van de inspiratiedag geschetst.

België en Nederland mogen dan andere realiteiten hebben, ze staan voor dezelfde maatschappelijke opgaven zoals het hergebruik van het bestaande patrimonium en de evolutie naar hechte, gemengde en duurzame steden, pikt keynotespreker Xander Vermeulen Windsant (XVW architectuur) in op die intro. Nederland kent net zoals België een titelbescherming, maar daarmee houden de gelijkenissen op. De Nederlandse architect draagt amper aansprakelijkheid voor de technische kwaliteit van het gebouwde, er bestaat geen wettelijk kader voor de uitoefening van zijn beroep en bouwheren zijn niet verplicht om een architect onder de arm te nemen. Veelal doen opdrachtgevers dat toch om vlot de welstandstoets te passeren, maar een keer de vergunning is uitgereikt, neemt de aannemer het project compleet over. Ondanks die zwakke formele positie is er volop ruimte voor de architect als een behendige speler die vlot weet om te gaan met het sterk geordende en gereguleerde speelveld. Dat geldt minder voor de Belgische architect, volgens Xander Vermeulen Windsant nochtans een ‘krachtige professional’.

Genoeg opgewarmd, tijd voor het eerste paneldebat dat is gewijd aan de missie van de architect. Vervult hij eerst en vooral een maatschappelijke rol, conform artikel 1 van het reglement van beroepsplichten? Of is hij een ondernemer die in eerste instantie naar het financiële plaatje kijkt? Als stok in het hoenderhok krijgen de aanwezigen de vraag ‘Hoe ervaart u momenteel uw maatschappelijke rol als architect?’ voorgelegd. Het gros (58%) evalueert die als ‘beperkt’. De meer extreme visies ‘groot’ en ‘onbestaande’ scoren respectievelijk 28% en 14%.

Kristiaan Borret, bouwmeester/maître architecte (BMA) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vindt dat de overheersende keuze voor de tussenpositie logisch aansluit bij het beroepsprofiel van de architect. Architecten nemen elke dag hun maatschappelijke rol op, betoogt hij. De kansen daartoe zijn groot, want bouwen is met alles gerelateerd en heeft dus een ongelooflijke impact. De maatschappelijke rol van de architect kan kleinschalig zijn, bv. door bij hun cliënt te pleiten voor een meer duurzame woning, of een meer activistisch karakter aannemen, bv. door opdrachten te weigeren. Dat laatste gebeurt nog te weinig omdat architecten individualisten zijn en omdat ze tegen elkaar worden uitgespeeld, onder andere met te lage vergoedingen.

Voor ingenieur-architect Lorenzo Van Tornhaut, design manager van Volus, kan de architect pas succesvol een maatschappelijke rol opnemen als hij eerst naar zichzelf kijkt. Samenwerking en specialisatie zijn een must, gezien de complexiteit van bouwen, argumenteert hij. In Nederland is voor de architect niet expliciet een maatschappelijke rol weggelegd, aldus Xander Vermeulen Windsant, maar als je aansluit bij de BNA (wat niet verplicht is) ga je wel de ereafspraak aan om dat te doen. Het blijft sowieso een diffuse ambitie die afhangt van de individuele architect. Heel wat architecten maken van specialisatie een business en dragen vanuit hun expertise hun deeltje bij tot bredere maatschappelijke ambities.

Lode Ceyssens, Vlaams parlementslid voor CD&V, is van mening dat de architect zichzelf toch onderschat. Voor belangrijke centrumprojecten is de architect een noodzakelijke go between tussen overheid en ontwikkelaar om tot oplossingen te komen, en de rol van ontwerpers in de verdichting is erg belangrijk. Of er hieromtrent wetgevende initiatieven nodig zijn, moeten in de eerste plaats de architecten zelf uitmaken. Verlies niet uit het oog dat de wet van 1939 de architect een belangrijke sleutelpositie toekent, merkt hij fijntjes op. Hijzelf is in ieder geval voor de betrokkenheid van de architect bij de vergunningsaanvraag.

Hoe beoordelen de architecten zelf de spagaat tussen maatschappelijke actor en ondernemer? Een poll wijst uit dat 75% de maatschappelijke bijdrage en het meest kwaliteitsvolle project verkiest boven een louter ondernemerschap en een project dat hem/haar het meest in het laatje brengt. Maar het moet natuurlijk wel leefbaar blijven. Zo blijkt uit een in 2018 uitgevoerde studie van de onderzoeksgroep CuDOS (vakgroep sociologie UGent) dat architecten best tevreden zijn over hun beroep zelf, maar dat amper een kwart van oordeel is dat daar een eerlijke financiële vergoeding tegenover staat.

Architecten moeten meer solidair zijn en niet braderen met hun erelonen, aldus Kristiaan Borret. BMA lanceert alleen aanbestedingen met een op voorhand vastgelegd ereloon of een prijsvork, en vraagt inschrijvers wat zij kunnen leveren voor dat bedrag. Wedstrijden waarin de hoogte van het ereloon te zwaar doorweegt in de evaluatie, veroordeelt hij als verfoeilijk. Architecten moeten dergelijke prijsvragen links laten liggen, betoogt hij.

Lorenzo Van Tornhaut onderschrijft die oproep, maar weet dat de praktijk weerbarstig is. Als er onderling wordt afgesproken om niet onder een bepaalde lat te gaan, lapt er altijd wel eentje die overeenkomst aan zijn laars. Daar is volgens Van Tornhaut een voorbeeldfunctie weggelegd voor de overheid.

Lode Ceyssens vindt dat laatste geen evidente opgave. De hoogte van erelonen moet in competities kunnen meespelen, want uiteindelijk gaat het om gemeenschapsgeld. Als een aanbestedende overheid niet kiest voor de goedkoopste, moet ze achteraf een deugdelijke argumentatie kunnen voorleggen. Maar het begrip kwaliteit valt niet gemakkelijk hard te maken. Een architect die steevast toegeeft aan zijn opdrachtgever, blijft op het einde van de rit gegarandeerd gefrustreerd achter, kaatst hij de bal terug naar de architecten.

Opdrachtgevers hebben niets aan een architect die louter voor zijn eigen portemonnee gaat, beaamt Lorenzo Van Tornhaut. Ontwikkelaars hebben baat bij kwaliteit, meer zelfs, het is een commerciële noodzaak. Echte ondernemers denken op langere termijn, want dat rendeert het meest, sluit Kristaan Borret af. Wie vandaag investeert in circulair bouwen, plukt daarvan over pakweg vijf jaar gegarandeerd de vruchten.

Een laatste rondvraag voor dit eerste thema wijst uit dat voor 80% van de aanwezigen de medewerking van een architect aan de opmaak van ruimtelijke plannen een wettelijke verplichting mag worden. Kristiaan Borret nuanceert dat. Architecten dragen bij tot een goede ruimtelijke ordening, maar daar zijn ook heel wat andere beroepsgroepen bij betrokken. Lode Ceyssens ziet zeker een meerwaarde van de architect voor de opmaak van RUP’s, maar is geen voorstander van een wettelijke verplichting. Volgens Lorenzo Van Tornhaut vergt de opmaak van spelregels inzake ruimtelijke ordening de inbreng van heel veel disciplines en moet die gepaard gaan met een breed democratisch debat en de gepaste inspraak.

Over naar het tweede onderwerp, het monopolie van de architect en de onverenigbaarheid van het beroep van architect met dat van aannemer. Moet het monopolie behouden blijven? Volledig, vindt 60% van de aanwezigen. Enkel voor het ontwerp, aldus 32%. Enkel voor de uitvoering, aldus 8%. Een complete opheffing vindt geen enkele ja-stem.

Advocaat Kristof Uytterhoeven (Caluwaerts Uytterhoeven / Legal Office CVBA) maakt onmiddellijk enkele kanttekeningen bij dit algemene resultaat. Wat behelst het monopolie precies? Denk bv. aan de manier waarop juridisch wordt omgegaan met de ruwbouw water- en winddicht, met gespecialiseerde ingenieursstudies en met de advies- en bijstandsplicht. Het monopolie behouden vergt wellicht dat het wordt verduidelijkt. Als het niet volledig wordt behouden, rijst de vraag wie dan zal instaan voor de controle. De overheid? In Nederland blijkt dat geen efficiënte oplossing. Het monopolie is zeker voor verbetering vatbaar, vervolgt hij, maar de wet van ’39 waarmee het in het leven werd geroepen, telt nog vier andere pijlers: de bescherming van de titel en van het beroep, de onverenigbaarheid met het beroep van aannemer en de verzekeringsplicht. Wie aan één pijler raakt, zal moeten nagaan welke consequenties dat heeft voor de andere. We moeten wel komaf maken met de tendens om de architect voor alles aansprakelijk te stellen, merkt hij op. Het monopolie moet worden afgebakend met oog voor de competenties waarover de architect in de 21ste eeuw moet beschikken, en voor de noodzaak aan multidisciplinaire ontwerpteams.

Architect - expert Dominique Van Cauwenberghe (Arch_ID architecten) stelt dat een ontwerper altijd een eindresultaat voor ogen heeft en dan ook een onmisbare schakel vormt tussen ontwerp en resultaat. Ontwerp en controle uit elkaar halen is daarom niet aangewezen. Koen Baeyens (Graux & Baeyens architecten) sluit zich daarbij aan. In hun particuliere woningprojecten betekent controle continu bijsturen in de vooropgestelde richting, iets wat alleen de ontwerper op zich kan nemen.

De vraag of de onverenigbaarheid van het beroep van architect met dat van aannemer mag worden opgeheven, leidt na een intens haasje-over traject tot een gelijkspel: 51% ja, 49% neen.

Dominique Van Cauwenberghe poneert dat de architect momenteel al veel armslag geniet zonder per se aannemer te moeten worden, meer bepaald met de formule Architecten-Bouwers. In dat geval krijgt de architect het mandaat om in naam van de bouwheer op te treden, voor wie het budget en de uitvoeringstermijn worden gegarandeerd door een verzekering.

Koen Baeyens van zijn kant ziet geen graten in de onverenigbaarheid: het feit dat architect en aannemer verschillende belangen hebben, vergemakkelijkt de samenwerking.

Voor Marc Dillen, directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw, is de vraag naar een opheffing logisch. Sinds ’39 is er technisch en organisatorisch veel gewijzigd. Zowel juridisch als maatschappelijk is er vandaag vraag naar een samenwerking tussen alle partijen, die een goed resultaat oplevert dat tegemoetkomt aan de wensen van de klant en waarin risico’s beter worden beheerd. Voor een aantal businessmodellen is een dergelijke samenwerking niet mogelijk binnen de krijtlijnen van de wet van ’39. Denk maar aan contracten die naast het ontwerp en de realisatie ook het onderhoud en de uitbating omvatten, de M en O uit DBFMO. Of aan complexe projecten waarin de ambities inzake life cycle cost, milieu, energie en andere heel hoog liggen.

Voor Kristof Uytterhoeven mag de absolute onverenigbaarheid verdwijnen op voorwaarde dat de architect zijn onafhankelijkheid bewaart en dat die onafhankelijkheid in concreto kan worden beoordeeld.

Lode Waes, CEO van CAAAP, dringt aan op duidelijkheid. Recente gerechtelijke uitspraken waardoor PPS-wedstrijden opnieuw van nul moeten starten, zijn funest voor ontwikkelaars. We moeten volgens hem ook vermijden dat de totale wetgeving wordt afgestemd op een beperkt fenomeen zoals DBFMO, met het risico dat er daardoor ‘hybride’ architecten tot stand komen. De architect heeft een duidelijke onafhankelijkheid: laten we dat zo houden.

Dat iedereen in het auditorium een algemene verzekeringsplicht voor alle bouwactoren en het liefst ook voor alle projecten wil, wekt geen verwondering en bij Marc Dillen ook geen onrust. De verzekering kan goedkoper als de risico’s beter worden beheerd, zeker als dat mogelijk is in bouwteam, stelt hij. In bepaalde gevallen vormt een projectverzekering een interessante oplossing, zeker als er risico’s op langere termijn zijn zoals onderhoud en uitbating. Zo kan je onderaannemers mee verzekeren en vermijd je gaten in het systeem. Alleen hangt alles natuurlijk af van de modaliteiten en de prijs.

Koen Baeyens vindt dat voor de markt van individuele woningbouw en renovatie elke partij het best verzekerd is, want dan kan iedereen zijn verantwoordelijkheid opnemen zonder in de achteruitkijkspiegel te kijken. Bouwproblemen zijn immers zelden aan een enkele partij toe te schrijven.

Dominique Van Cauwenberghe oordeelt dat de wet Peeters-Borsus, die de wettelijke verzekeringsplicht uitbreidde naar aannemers en ingenieurs, ook negatieve implicaties kent. Zo krijgt de architect eens te meer een extra taak, want hij moet de verzekeringsattesten van de aannemers controleren. Kristof Uytterhoeven treedt haar bij en noemt die controleplicht een draak, zeker omdat niet 100% duidelijk is welke aannemers wel of niet verzekerd moeten zijn.

Lode Waes acht een verplichte verzekering niet zinvol voor kleinere projecten, omdat die de kostprijs alleen maar doet oplopen. Voor dergelijke zaken volstaat de huidige kwaliteitsborging, te weten de classificatie van aannemers en de regeling om als architect te kunnen werken. Grootschalige projecten met een langetermijneffect daarentegen mogen zeker niet onderverzekerd zijn. In geval van een ‘hybride’ samenwerking is een enkele projectverzekering daar dan een must. Maar het gevaar bestaat dat dit vooral in de kaart van de verzekeringsmaatschappijen speelt.

Het laatste thema is de positie van de architect, een bijna-ambtenaar met een voortdurend aanzwellende tsunami aan taken en verantwoordelijkheden die moet opereren in een vrije markt. Beschikt de architect daarvoor over de nodige competenties en middelen? Neen, luidt het kordate antwoord van Marnik Dehaen. Gezien de razendsnelle evolutie van technieken en bouwmethodieken kan de architect onmogelijk nog alles kennen. De opleiding focust - voor een deel begrijpelijkerwijze - te veel op generalisten en te weinig op architecten in the field en op specialisatie, terwijl die laatste cruciaal zijn voor de toekomst van het architectenberoep. De vraag is of we niet moeten differentiëren, bv. in de richting van een architect-eindverantwoordelijke en architect-medewerkers.

Volgens Luc Deleu, architect, stedenbouwkundige en conceptueel kunstenaar (T.O.P. Office) reikt het probleem nog veel ruimer, gezien het feit dat architecten op een bedreigde planeet werken.

Is de overheid uit de bocht gegaan door de architect met verantwoordelijkheden te overladen? Zij moet inderdaad in eigen boezem kijken, stemt Inez De Coninck, federaal parlementslid voor N-VA, in. Heel wat zaken zouden anders kunnen worden geregeld met behulp van digitalisering. Er is de voorbije regeringsperiode al het een en ander gebeurd. Denk aan het omgevingsloket, hoewel de uitwerking daarvan niet ideaal verliep. Of aan de uitbreiding van de verzekeringsplicht naar aannemers en ingenieurs, hoewel die nog voor verbetering vatbaar is. Ook de hervorming van de orde was ver gevorderd, maar onder andere een wisseling van de wacht in de regering strooide daar roet in het eten.

Welke wijzigingen dringen zich op? Dirk Vermeersch, advocaat en rechtskundig bijzitter bij de orde van architecten, rilt bij de idee dat de bescherming van titel en beroepsuitoefening zouden worden afgeschaft. We dreigen het kind met het badwater weg te gooien, waarschuwt hij. De stage is wel aan herwaardering toe als schakel tussen opleiding en beroep, eventueel met een examen achteraf. Dat vindt hij een dringender opgave dan de permanente vorming, die het risico inhoudt dat vooral het commerciële aspect zal primeren.

Marnik Dehaen pleit voor een betere afbakening - lees: inperking - van de verantwoordelijkheden en van de begrippen concept en controle. Zo kunnen de verantwoordelijkheden in het bouwteam correct worden toegewezen en kan het monopolie intact blijven voor andere architectuuropdrachten. Zonder daarom een pleidooi af te steken voor de wettelijke barema’s in Duitsland, de HOAI (Honorarordnung für Architekten und Ingenieure), ziet hij wel brood in de achterliggende filosofie die berust op de vraag ‘wat betekent de architect voor mij?’.

Slotsom: evolutie of revolutie? De meningen zijn verdeeld (respectievelijk 45% en 55%), onthult de laatste poll. Tijd dus om de barricaden op te gaan. Voor de traditionele afsluiter van de dag zorgt Rik Neven van het redactiebureau Palindroom en de website architectura.be. Hij presenteert zijn belangrijkste conclusies aan de hand van liedjesteksten, geplukt uit een breed repertoire waarin alleen opera en belcanto ontbreken. Een rake invalshoek, want er zat inderdaad volop muziek in deze eerste inspiratiedag van de orde van architecten - Vlaamse raad. Wel zal het getalenteerde maestro’s vergen om, eens de verkiezingen achter de rug, alle instrumenten in de juiste toonzetting te dirigeren.

Tekstverslag: Colette Demil en Staf Bellens 

Fotoreportage: Isabelle Pateer