Orde blijft wijzen op gevaren van beperking controle-opdracht tot fase ruwbouw-winddicht

Ondanks het feit dat de controleopdracht van de architect beperkt kan worden de fase ruwbouw-winddicht, blijft de Orde bij haar standpunt dat de taak van de architect niet beperkt mag worden tot de fase ruwbouw-winddicht, dit om achteraf niet voor verrassingen te komen te staan.

In een arrest van 19 mei 2016 bevestigde het Hof van Cassatie dat de architect zijn controleopdracht kan beperken tot de ruwbouw-winddichtfase, tenzij de afwerkingswerken de oplossing van een constructieprobleem met zich meebrengen of de stabiliteit van het gebouw wijzigen. Voor de architect betekent het arrest dat hij na de uitvoering van de werken ruwbouw-winddicht contractueel niet meer gehouden zou zijn om verdere tussenkomsten te verlenen voor de afwerkingswerken die wettelijk zijn vrijgesteld van de medewerking van een architect of waarvoor op zich geen stedenbouwkundige vergunning is vereist.

De Orde van Architecten wil de architecten waarschuwen voor de risico’s die de aanvulling “tenzij de afwerkingswerken de oplossing van een constructieprobleem met zich meebrengen of de stabiliteit van het gebouw wijzigen” met zich meebrengt. Voor de architect betekent de aanvulling immers dat hij verantwoordelijk kan worden gesteld voor werken in de afwerkingsfase, ook al is zijn opdracht contractueel beperkt tot de fase ruwbouw-windicht en hij bijgevolg ook de werf niet meer kan en mag betreden. Wat ook met het EPB-gegeven en de veiligheidscoördinatie, eens het gebouw ruwbouw-winddicht is verklaard?

Van de architect wordt eigenlijk gevraagd om vooraf in te schatten, of er gewoon van uit te gaan, dat er na de fase ruwbouw-winddicht geen werken zullen volgen die de stabiliteit in het gedrang brengen. Dit is echter onmogelijk. Tijdens de afwerkingsfase kan de stabiliteit van een gebouw immers in gevaar komen door tal van factoren: bijvoorbeeld door het plaatsen van teveel of de verkeerde dekvloer (chape), het inslijpen of doorboren van draagvloeren en dragende muren, het foutief plaatsen van zonnepanelen of andere technische installaties, onvoldoende opbouw voorzien voor deze technische installaties… Bouwen wordt steeds complexer. En complexer betekent vaak ook meer risico’s. Komt daarbij dat in de praktijk ook de vraag blijft hoe de ruwbouw-winddichtfase concreet moet worden geïnterpreteerd. Gezien het ontbreken van een controlerend architect is het ook onduidelijk wie oordeelt of er daadwerkelijk sprake is van een constructieprobleem of stabiliteitswijziging.

De Orde van Architecten blijft bij haar standpunt dat de taak van de architect niet beperkt mag worden tot de fase ruwbouw-winddicht, dit om achteraf niet voor verrassingen te komen te staan. In geval de opdracht toch zou worden beperkt – wat we dus ten stelligste afraden –, dienen architecten hun overeenkomst met de opdrachtgever zo gedetailleerd mogelijk op te stellen om mogelijke latere discussies en onterechte verantwoordelijkheden te vermijden.