Circa 200 architecten, stagiair-architecten en laatstejaarsstudenten architectuur meldden zich present voor drie thematische paneldebatten: ‘Maatschappelijk werker of huurling?’, ‘Ontwerper en/of uitvoerder?’, ‘Beschermde soort of loslopend wild?’.
Onder meer Kristiaan Borret (Brussels bouwmeester), Kristof Uytterhoeven (advocaat en hoofddocent faculteit architectuur KU Leuven), Marc Dillen (directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw), Lode Ceyssens (Vlaams parlementslid voor CD&V) en Inez De Coninck (federaal parlementslid voor NV-A ) namen deel aan de debatten. Keynotespreker was Xander Vermeulen Windsant, winnaar van de EU Mies van der Rohe Award 2017. Voor de strakke regie zorgde VRT-journaliste Liesbeth Indeherberge. Tussendoor werden de aanwezigen bevraagd door middel van een aantal polls.
- 26% van de aanwezige architecten bestempelde zijn/haar maatschappelijke rol als groot, 60% als beperkt, 14% als onbestaand
- 3/4 gaf aan te gaan voor het meest kwalitatieve project, 1/4 voor het meest lucratieve project
- 4 op 5 architecten vond dat ook voor de opmaak van ruimtelijke plannen de medewerking van een architect verplicht moet worden
- 57% vond dat het monopolie volledig behouden moet blijven, 32% koos voor enkel een monopolie op ontwerp, 11% was van mening dat het monopolie moet verdwijnen
- De helft van alle aanwezige architecten vond dat de onverenigbaarheid architect/aannemer moet worden opgeheven
- Zowat alle architecten waren voorstander van een algemene verzekeringsplicht voor alle bouwactoren en alle projecten
- 97% pleitte voor een actualisering van het wettelijk afgebakend takenpakket
- 45% koos voor een evolutie en een geleidelijke aanpassing, 55% zag meer heil in een snelle, krachtige verandering en opteerde voor een revolutie
Braderen met erelonen
“Architecten nemen elke dag hun maatschappelijke rol op,” aldus Kristiaan Borret, bouwmeester/maître architecte (BMA) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. “De kansen daartoe zijn groot, want bouwen is met alles gerelateerd en heeft dus een ongelooflijke impact. De maatschappelijke rol van de architect kan kleinschalig zijn, bijvoorbeeld door bij hun cliënt te pleiten voor een meer duurzame woning, of een meer activistisch karakter aannemen, bijvoorbeeld door opdrachten te weigeren. Dat laatste gebeurt nog te weinig: architecten moeten meer solidair zijn en niet braderen met hun erelonen.” Wedstrijden waarin de hoogte van het ereloon te zwaar doorweegt in de evaluatie, veroordeelde Borret als ‘verfoeilijk’: “Architecten moeten dergelijke prijsvragen links laten liggen”.
Hier zou een voorbeeldfunctie weggelegd moeten zijn voor de overheid. Volgens Vlaams parlementslid Lode Ceyssens (CD&V) is dat echter geen evidente opgave: “De hoogte van erelonen moet in competities kunnen meespelen, want uiteindelijk gaat het om gemeenschapsgeld. Als een aanbestedende overheid niet kiest voor de goedkoopste, moet ze achteraf een deugdelijke argumentatie kunnen voorleggen. Het begrip kwaliteit valt niet gemakkelijk hard te maken. Een architect die steevast toegeeft aan zijn opdrachtgever, blijft op het einde van de rit gegarandeerd gefrustreerd achter. Voor belangrijke centrumprojecten is de architect een noodzakelijke go between tussen overheid en ontwikkelaar om tot oplossingen te komen, en de rol van ontwerpers in de verdichting is erg belangrijk. Of er hieromtrent wetgevende initiatieven nodig zijn, moeten in de eerste plaats de architecten zelf uitmaken. Verlies niet uit het oog dat de wet van 1939 de architect een belangrijke sleutelpositie toekent.”
Komaf maken met tendens om architect voor alles aansprakelijk te stellen
“Het monopolie is zeker voor verbetering vatbaar,” aldus advocaat Kristof Uytterhoeven (hoofddocent faculteit architectuur KU Leuven), “maar de wet van 1939 waarmee het monopolie in het leven werd geroepen, telt nog vier andere pijlers: de bescherming van de titel en van het beroep, de onverenigbaarheid met het beroep van aannemer en de verzekeringsplicht. Wie aan één pijler raakt, zal moeten nagaan welke consequenties dat heeft voor de andere. We moeten wel komaf maken met de tendens om de architect voor alles aansprakelijk te stellen. Het monopolie moet worden afgebakend met oog voor de competenties waarover de architect in de 21ste eeuw moet beschikken, en voor de noodzaak aan multidisciplinaire ontwerpteams.”
Onverenigbaarheid
De vraag of de onverenigbaarheid van het beroep van architect met dat van aannemer mag worden opgeheven, leidde tot een gelijkspel. Voor Marc Dillen, directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw, is de vraag naar een opheffing logisch: “Sinds 1939 is er technisch en organisatorisch veel gewijzigd. Zowel juridisch als maatschappelijk is er vandaag vraag naar een samenwerking tussen alle partijen, die een goed resultaat oplevert dat tegemoetkomt aan de wensen van de klant en waarin risico’s beter worden beheerd. Voor een aantal businessmodellen is een dergelijke samenwerking niet mogelijk binnen de krijtlijnen van de wet van 1939. Denk maar aan contracten die naast het ontwerp en de realisatie ook het onderhoud en de uitbating omvatten, de M en O uit DBFMO. Of aan complexe projecten waarin de ambities inzake life cycle cost, milieu, energie en andere heel hoog liggen.” Lode Waes, CEO van CAAAP, drong aan op duidelijkheid. “We moeten vermijden dat de totale wetgeving wordt afgestemd op een beperkt fenomeen zoals DBFMO, met het risico dat er daardoor ‘hybride’ architecten tot stand komen. De architect heeft een duidelijke onafhankelijkheid: laten we dat zo houden.”
Algemene verzekeringsplicht
Dat iedereen in het auditorium een algemene verzekeringsplicht voor alle bouwactoren en het liefst ook voor alle projecten wil, wekte geen verwondering en bij Marc Dillen ook geen onrust. “De verzekering kan goedkoper als de risico’s beter worden beheerd, zeker als dat mogelijk is in bouwteam?” stelde hij. Lode Waes achtte een verplichte verzekering niet zinvol voor kleinere projecten, omdat die de kostprijs alleen maar doet oplopen. “Voor dergelijke zaken volstaat de huidige kwaliteitsborging, te weten de classificatie van aannemers en de regeling om als architect te kunnen werken. Grootschalige projecten met een langetermijneffect daarentegen mogen zeker niet onderverzekerd zijn. In geval van een ‘hybride’ samenwerking is een enkele projectverzekering daar dan een must. Maar het gevaar bestaat dat dit vooral in de kaart van de verzekeringsmaatschappijen speelt.”
Nood aan extra tools
Met een voortdurend aanzwellende tsunami aan taken en verantwoordelijkheden, beschikt de architect over de nodige competenties en middelen om goed te opereren in een vrije markt? “Neen”, volgens Marnik Dehaen. “Gezien de razendsnelle evolutie van technieken en bouwmethodieken kan de architect onmogelijk nog alles kennen. De opleiding focust - deels begrijpelijk - te veel op generalisten en te weinig op architecten in the field en op specialisatie, terwijl die laatste cruciaal zijn voor de toekomst van het architectenberoep.”
“De overheid moet inderdaad in eigen boezem kijken”, reageerde Inez De Coninck, federaal parlementslid voor de N-VA. “Heel wat zaken zouden anders kunnen worden geregeld met behulp van digitalisering. Er is de voorbije regeringsperiode al het een en ander gebeurd. Denk aan het omgevingsloket, hoewel de uitwerking daarvan niet ideaal verliep. Of aan de uitbreiding van de verzekeringsplicht naar aannemers en ingenieurs.” Marnik Dehaen pleitte voor een betere afbakening - inperking - van de verantwoordelijkheden en van de begrippen concept en controle: “Zo kunnen de verantwoordelijkheden in het bouwteam correct worden toegewezen en kan het monopolie intact blijven voor andere architectuuropdrachten.“